1999
Vers van school en met geen enkel idee welke richting ik op wilde rolde ik bij toeval de Rabobank binnen. Als binnendienstmedewerker bedrijven begon ik aan mijn eerste echte baan. Het was een klein bankje, 1 grote werkruimte met daarnaast het woonhuis van de oud-directeur. Vergaderen deden we in zijn oude woonkamer, die ene keer per 3 maanden dat dat nodig was. Afstemmingsoverleggen kenden we niet, iedereen deed zijn of haar ding en iedereen wist ook van iedereen wat hij of zij deed. In de keuken werd er gezamenlijk geluncht (gewoon met brood van de bakker en beleg van de supermarkt) en op vrijdag voor de avondopenstelling gezamenlijk gegeten met de mensen van buiten het dorp. Het was een echte dorpsbank, het ultieme ‘ons kent ons’ gevoel en al was ik een vreemde eend in de bijt, ik ging erbij horen. Na 3 weken hield het “van wie ben ie d’r ene van” op en hadden mijn klanten geaccepteerd dat ik veul te netties proate en een soort van Belgische ouders had die niemand kende. Dienstverlening was nog uitgebreid. Een eigen balie waar geld gestort en opgenomen kon worden was nog normaal. (pinn’n dut wie niet, ik hold nie van geld uut de muur trek’n). Elke week kwam de eigenaresse van de plaatselijke snackbar al het verdiende geld brengen in plastic mayonaise-emmertjes. Ik kende de rekeningnummers van de klanten uit mijn hoofd, wist hoeveel en in welke coupures ze het geld wilden hebben en ik raakte helemaal ingeburgerd. Het leukste was de komst van email waarmee we elkaar (slechts intern) konden mailen. Fantastisch dat je niet meer 2 meter hoefde te lopen naar je collega maar het nu ook digitaal kon doen. Alhoewel, was erheen lopen eigenlijk niet veel gezelliger?
Andere tijden kwamen. De bank barstte uit zijn voegen, want de eerste fusie stond op stapel. Er moest verbouwd worden, dus verhuisden we met zijn allen naar een noodlocatie op een parkeerplaats nabij de oude bank. Vanaf dat moment veranderde alles. Van 1 grote ruimte kreeg nu elke “afdeling” zijn eigen kantoor. De bedrijvenbalie verdween en mijn persoonlijke contact met mijn klanten ook. We leerden ze pinnen en telebankieren en uiteindelijk kwam er bijna geen zakelijke klant meer aan de balie. Vanuit de noodlocatie heb ik uiteindelijk afscheid genomen om mijn geluk te beproeven als adviseur bij de Rabobank in de stad waar ik was gaan samenwonen. Een grote stadsbank, 10x zoveel collega’s, een modern groot pand, professionele dienstverlening en een zeer ongelukkige mij die het er uiteindelijk een jaar uithield voor ik de Rabo voorgoed vaarwel zei en een hele gelukkige ambtenaar werd.
2010
Een wijkcentrum in het mij zo bekende dorp. Op de parkeerplaats word ik gegroet door mensen die me vaag bekend voor komen, maar van wie ik met de beste wil van de wereld de naam niet meer weet. Ietwat onwennig schuifel ik naar de zaal waar een groep mensen al uitbundig met elkaar staat te praten. Ik kom langs een tafel met naambadges en slaak een zucht van verlichting. Dat lost meteen mijn hoe-heet-je-ook-alweer vraagstuk op. Ik loop naar binnen en zet me schrap voor de gebruikelijke “wat ben je dik/oud/lelijk” geworden opmerkingen die, naar ik dacht, op reünies aan de orde van de dag zijn. Ik werd echter blij verrast dat dat wel meeviel, iedereen me nog scheen te herkennen en dat ik ook best veel van de aanwezigen zelf nog kende. De tijd ging echt even terug terwijl ik herinneringen ophaalde met mijn collega-vrienden van toen. Er werden prachtige verhalen verteld over de tijd dat er nog geen p.c’s waren en alles nog geschreven werd en later getypt. Ook ik heb de typetijd nog meegemaakt, ondanks het feit dat er toen al wel p.c’s waren. Nachtmerries heb ik gehad bij het typen van verstrekkingnota’s die altijd met 2 doordrukvellen de typemachine in gingen. Een foutje was niet te type-exen, de doordrukvellen waren genadeloos… Bezint eer ge een toets aanslaat, anders kon je weer opnieuw beginnen. En foutjes kwamen ALTIJD pas als je bijna klaar was. Urenlang werd er gelachen en gepraat, herinneringen opgehaald, stilgestaan bij het overlijden van diverse collega’s en geteld hoeveel kinderen er bij iedereen inmiddels bij gekomen waren. (Ik haalde met mijn ene mannetje het gemiddelde in dit christelijke dorp behoorlijk naar beneden).
Gaandeweg de dag begon ik te voelen dat de verschillende fusies en de veranderende dienstverlening de bank en dan met name de werknemers geen goed heeft gedaan. “Het is niet meer zo leuk als vroeger” heb ik heel veel gehoord. Ook bleek dat de meeste aanwezigen, net als ik, al lang niet meer werkzaam waren bij de bank en ook hun geluk elders hadden beproefd.
Ook de oud directeur had zijn functie inmiddels neergelegd. Grappig dat deze persoon waar ik vroeger toch wat bang voor was, nu ook ineens een mens bleek te zijn en niet alleen iemand die regeerde vanaf grote hoogte vanuit een kantoor met een metershoge drempel waar ik liever niet dan wel overheen stapte. Zo was dat toen met bazen, die hoorden niet bij de werkvloer en spraken we aan met “meneer”. De tijd is veranderd…
Ik realiseerde me ook dat ik zelf ook ben veranderd. De tijd van het onzekere, net-van-school-en zoekende mutsje is voorgoed voorbij. Ik heb mijn stek gevonden en ben heel blij met de keuzes die ik heb gemaakt. De commerciële wereld is niet mijn wereld, dat is me inmiddels meer dan duidelijk.
Het was een superdag! Om al die gezichten weer te zien en even terug te gaan naar toen was leuker dan ik gedacht had.
En… ik heb niet 1 keer gehoord dat ik dik ben geworden…;-)
Marga, 2010