juli 2019
Mijn kind werd onlangs vijftien. Het is een prachtjong. Knap, slim, lief en vooral: heerlijk nuchter. Een combinatie van de mooie eigenschappen van zijn vader en van mij. Wij maakten weliswaar een potje van ons huwelijk, maar dit product ervan klopt op alle fronten.
We hebben hem ook best streng opgevoed. Luisteren, lief zijn voor anderen, aan tafel blijven zitten tot iedereen klaar is en interesse hebben in je medemens. Basisnormen en -waarden, volgens ons, al zie ik die tegenwoordig steeds minder langskomen. We hebben het goed gedaan met hem – vind ik zelf – en voor echte puberuitdagingen hebben we nog niet gestaan.
Tot voor kort was het kind ook nog lekker ‘huizig’. Ik zeg lekker (omdat ik het stiekem fijn vond om voortdurend te weten waar hij uithing), maar eigenlijk stoorde ik me mateloos aan het eeuwige gehang op zijn kamer met de telefoon en het gerace op de X-Box. Mijn mooie kind, dat zoveel te bieden heeft aan de wereld, spendeerde de mooiste jaren jaren zijn leven in een donker en muf puberhol, bij moeders thuis. Doodzonde vond ik het.
Maar ineens… was daar het licht. Kind had stante pede geen zin meer in het gehang en trok er met mooi weer op uit. Er werden afspraken gemaakt met vrienden en vriendinnen. Samen de stad in en naar het strand. De vriendenclub werd zienderogen groter. Ik hoorde nieuwe namen en kreeg steeds vaker appjes in de trant van ‘kom later thuis’, ‘eet niet mee’, en ‘ben nog even met die en die op pad’. Ik genoot van deze nieuwe fase en vooral van de fantastische open gesprekken die we daarna konden voeren.
Afgelopen dinsdag hoorden we dat hij, na een behoorlijk eindsprint, tóch over was naar de vierde klas. Wat een opluchting en wat een trots. Dat moest natuurlijk gevierd worden. Hier thuis met lekker eten en ook buiten de deur, met alle vrienden. Er werd een groepsapp aangemaakt. Er moest een strandfeest komen met kampvuur en vreetwerk. Ik dacht meteen terug aan mijn eindexamenfeest. Dronken, nog veel te jonge klasgenoten sloopten het terrein rond het meertje waar wij ons feestje hielden. We haalden er zelfs de krant mee. Zelden heb ik me ongelukkiger gevoeld. Mijn groepje vrienden, nuchter en nog bleu, kroop bij elkaar, ver weg van al die anderen die zo graag ‘groot’ wilden doen. Ik bevond me een in een situatie waarin ik me allesbehalve op mijn gemak voelde.
Voor het strandfeest van mijn zoon deelde ik die verhalen met hem. Maar deed ik daar goed aan? Ik kan hem van tevoren waarschuwen over groepsdruk en vertellen dat hij weg moet gaan als iets uit de hand loopt of als er iets gebeurt waar hij zich niet goed bij voelt. Maar maak ik dan geen sukkel van hem, zo’n sulletje dat van zijn moeder niets mag? Op je bek gaan hoort er tenslotte bij, ook als je vijftien bent.
Hij kwam die nacht heel laat thuis. Ik heb lang wakker gelegen met de telefoon onder mijn kussen. ’s Nachts checkte ik mijn berichten. Hij had laten weten hoe laat hij weggefietst was en dat hij veilig in zijn bed lag. Volgens afspraak.
De dag erna hoorde ik dat hij met een klein groepje ergens anders was gaan zitten. Klasgenoten en vrienden van klasgenoten hadden drank gekocht en zaten te blowen. “Daar hadden we geen zin in, mam”. Er was een kampvuur en marshmallows. Er was nachtelijk zwemmen, meiden opwarmen en gezelligheid. Mijn kind gloeide en ik gloeide met hem mee. Van trots. En van angst en allerlei andere gevoelens die ik nog niet kan duiden.
Mijn mooie kind wordt groot. En dat is geweldig. Maar dat loslaten, hè. Hoe doe je dat precies?
Hij heeft een aardje naar zijn maartje, of niet? 😉 Wat bijzonder om te lezen dat je zoon nu al sterk genoeg in zijn schoenen staat om, als hij iets niet wil, zijn eigen plan te trekken.
Ja dit heeft hij wel van mij denk ik haha