Eksters zijn niet schattig. Ze zijn groot en lomp en elk jaar weer erger ik me dood aan de herrie die ze ’s ochtends maken. Een soort krassend geschreeuw. Bovendien pikken ze altijd het brood weg bij de eendjes voor ons huis.
Als ik in de tuin zit kan ik in vervoering raken van een klein hupsend musje dat miezerige kruimels oppikt van de grond, maar van eksters krijg ik doorgaans geen warm gevoel.
Totdat de lente begon…
In de hoge (nu nog) kale bomen in de tuin vormt zich sinds een paar dagen een eksternest. Al dagen is vader (of moeder) bezig om takjes en andere rommel overal vandaan te sleuren. Hij trekt takjes van struiken (probeer dat maar eens zonder handjes) en vliegt af en aan. Het is een wonderlijk iets wat ontstaat. Een grote kluwen rommel die de bescherming moet vormen voor wat binnenkort een thuis zal zijn voor moeder en kinderen. Het is zo’n aandoenlijk gezicht hoe ze (inmiddels samen) bezig zijn in het nest. Hoe het van het eerste takje wat met engelengeduld tussen andere takken is gepriegeld, nu is gegroeid tot een flinke bos. Prachtig hoe de natuur werkt. Hoe iets ze verteld dat het mooier weer wordt, dat een onbestemd gevoel ze zegt dat ze een nestje moeten gaan bouwen om eitjes in te kunnen leggen. Vanaf de bank kan ik ze precies volgen. Ze zijn al dagen onafgebroken bezig. En over een tijdje zie ik papa af en aan vliegen met beestjes en ander gespuis om zijn kinderen te voeden. Tot ze voorzichtig uitvliegen en aan een eigen avontuur beginnen. Om volgend jaar, met een eigen partner ook een nestje te bouwen dat met net zoveel liefde en zorg wordt gemaakt. Prachtig die natuur…
Hoera… het is lente!
Marga, 2012