Met bonkend hart loop ik naar boven. Net als iedere avond verwacht ik haar te zien, bovenaan de trap, als de spaarlamp voldoende is “opgestart” en de overloop wordt verlicht. Een wit jurkje, een beer in haar handen en een vragende blik die zegt dat ik iets voor haar moet doen. Ze bestaat in mijn verbeelding. Nooit zie ik haar, toch is ze er altijd, elke avond. Net als hij. Hij ligt altijd in mijn bed als ik de dekens terugsla. Dan staart hij me aan met zijn dode ogen, zijn lichaam verminkt, zijn gezicht verraad een doodsangst. Hem zie ik ook nooit, toch is ook hij er elke avond bij.
Zolang als ik me herinner jaagt het donker me angst aan. Schaduwen leven, de nacht maakt me eenzaam en geluiden houden me wakker. Vroeger was ik blij als ik een auto hoorde rijden. Dan was de wereld om me heen niet vergaan en was ik niet alleen. Ik concentreerde me intens op mijn nachtlampje en greep de poppen en mijn beren in bed steviger vast. Naar de wc durfde ik niet uit angst voor gezichten die plots achter ramen zouden opduiken en in de spiegel boven de wastafel zou ik echt niet alleen mijn eigen gezicht zien. Er leefde van alles in mijn kast en onder mijn bed. In mijn kinderlijke onschuld had “dat” geen gezicht. Ik had geen beeld bij het kwaad dat om mij heen huisde, maar het was er. Intens gelukkig was ik als de lente eraan kwam en de dagen langer werden. Dan was het licht als ik moest gaan slapen en hoorde ik het leven buiten op straat.
Toen ik een jaar of 12 was las ik in de Aktueel, een blad in onze leesmap, een artikel over Jack the Ripper. Mijn ouders spraken erover en ik was zo nieuwsgierig geworden dat ik er ook naar keek. Vanaf dat moment had het kwaad een gezicht. Of eigenlijk nog niet, maar het was een man in een lange zwarte jas. Het duurde jaren voordat ik eroverheen was, dat moment viel samen met de komst van een vriend met wie ik ging samenwonen. Met hem om me heen was ik eigenlijk nooit meer bang, zelfs niet tijdens de weken en soms maanden die ik alleen zat omdat hij voor zijn werk veel weg was. Vanaf het moment dat ik de film The sixth sense zag veranderde dat. Die film greep me letterlijk naar de keel. Het kwam dichtbij mijn geloof dat er “iets” om me heen was. Of was het geen geloof maar een gevoel? Weken lag ik ervan wakker tot ook dat weer verdween. Ik kon het relativeren. Datgene om me heen hoefde toch niet perse kwaad in de zin te hebben? Misschien barst het wel van de beschermengelen om me heen.
Toen ik alleen kwam te staan veranderde alles. Niet alleen de enorme verantwoordelijkheid voor mijn kleine man greep me naar de keel, ook de angsten van vroeger kwamen terug. Ik wilde niet meer in het donker naar boven lopen, hoorde steeds overal van alles, de trap kraakte, geluiden joegen me weer angst aan en zij waren er weer, slechts in mijn verbeelding, maar genoeg om me wakker te houden.
Het voelt stom om toe te geven als de volwassene die ik ben, maar het lucht ook wel een keer op om het hardop te schrijven. Ik ben nog steeds bang voor het donker. Voor mij betekent de komst van de winter niet alleen dat ik het koud ga krijgen, maar ook dat ik het naar bed gaan zo lang uitstel dat ik uitgeput meteen in slaap val. Ik slaap eigenlijk alleen goed met een stevige arm om me heen. Pas dan voel ik me echt veilig.
Misschien laten mijn demonen me ooit met rust, misschien zal ik “haar” ooit wel echt zien zodat ik kan vragen wat ze van me wil, misschien houdt mijn geest ooit eens op met me gek te maken met irreële angsten… Want ik weet ergens diep van binnen best dat er niets is.
Misschien gaat het pas weer over als ik hem wel elke nacht bij me heb.
Angst is iets ongrijpbaars….
Marga, 2 oktober 2013
Ik vind het erg dapper om over je angsten te schrijven.
Iedereen heeft ze, maar niet iedereen durft dat zo openlijk te schrijven.
X
Ik snap nog steeds niet dat ik het durfde, maar wilde het zo graag een keer van me af schrijven… Thnx mop xxx
Heftig en misschien heeft dit opdchrijven een beetje geholpen…..xxx
Ja ik sliep gisteren beter.. xxx